• Imaam ibn Qayyim al-Djawziyyah
Tot de moeilijkste vormen van geduld behoort het geduld hebben in het wegblijven van de zonden van de tong en het geslachtsdeel, wegens de sterke verleidingen en het gemak [om in zonden] van deze twee [te vervallen]. Want voorwaar, de zonden van de tong zijn [als het eten van] fruit [geworden] voor de mens.
Zonden zoals: het stoken [tussen mensen], roddelen, liegen, redetwisten, het impliciet en expliciet prijzen van zichzelf, het bespottend imiteren van andere mensen, het lasteren van degene die men haat en het prijzen van degene van wie men houdt, enzovoorts. De sterke verleiding en het gemak om de tong te bewegen [en te spreken] verenigen zich dan waardoor het geduld zwak wordt. Daarom zei de Profeet – sallallaaho ‘alayhie wa sallam – tegen Moe’aadh:
«أمسِكْ عليكَ لسانَكَ»
“Beheers jouw tong!” waarop Moe’aadh vroeg: “Worden wij afgerekend op datgene wat wij zeggen?” De Profeet – sallallaaho ‘alayhie wa sallam – zei:
«وَهل يَكبُّ النَّاسَ في النَّارِعلَى وجوهِهِم، أوعلَى مناخرِهم، إلَّا حصائدُ ألسنتِهم»
“Worden de mensen dan niet met hun gezicht in de Hel gegooid door wat
ze met hun tongen hebben geoogst [aan slechte spraak]?!”
[Djaami’ at-Tirmidhie #2616]
Vooral als de zonden van de tong een gewoonte worden bij de mens, wordt het geduld opbrengen [om hier niet in te vervallen] moeilijker. En daarom kan het zo zijn dat een persoon in de nacht bidt, overdag vast en zich onthoudt van het leunen tegen een zijden kussen – ook al is dit maar voor een ogenblik – maar dat hij zijn tong laat vervallen in roddel, het stoken [tussen mensen], het lasteren van anderen. Misschien keurt hij dit ook goed als het gaat over de vromen en de mensen die kennis hebben over Allaah en de religie en praat hij over [de religie van] Allaah zonder kennis.
En velen van degenen die zich onthouden van details van verboden zaken, [zoals] een druppel alcohol en onreinheden ter grootte van de top van een naald, zijn onverschillig over het hebben van verboden geslachtsgemeenschap. Zoals wordt verteld over een man die zich afzonderde met een vrouw die geen mahram voor hem was. Toen hij de gruweldaad met haar wilde plegen zei hij: “O jij, bedek jouw gezicht, want het kijken naar een vrouw die geen mahram is, is verboden!” En een man vroeg ‘Abdoellaah ibn ‘Omar over het doden van een mug, waarop hij zei: “Kijk naar hen, zij vragen mij over het doden van een mug, terwijl zij de zoon van de dochter van de Boodschapper van Allaah hebben vermoord!”
Bron: ‘Iddatoe as-saabirien wa dakhiratoe ash-shaakirien, p126.